KUNST IN RELATIE
TOT ARCHITECTUUR, pagina 1a
Joseph Johannes (Joop) Visser Personal Home & Vitae
Joseph J. ( Joop ) Visser
achtergronden bij:
Ramen voor De 'Holtena'
- gemaakt naar een gravure van Jacob Folkema -
'de Peilstenen voor Woningcorporatie
Dongeradeel'

de 'PEILSTENEN' herkenningspunten in de gebouwen van Woningcorporatie
Dongeradeel.
"ONDER DAK EN DROGE VOETEN" een
gemeenschappelijke zorg.
Joop Visser: "Het is mijn voorstel verschillend gekleurde,
geglazuurde of anders bewerkte stenen met een ingeslepen holte
rond 'Het Peil' ("9 voet en 5 duim boven stads peil",
of NAP, etc.), aan te geven door een metalen plaat met een ingegraveerde
datum e.d., in ieder project aan te brengen; tesamen met een
andersgekleurde steen die (een gelijke afstand boven) de gemiddelde
stand van het jaar van de realisatie van de bouw aangeeft die
gemeten wordt op de 'zee-meetplek van Dokkum. Hiervoor is bijgaand
schetsontwerp vervaardigd".
De uitwerking in de vorm van
de gehakte steen met metalen strips werd uitgevoerd door 'Steenhouwerij
Buitenpost bv'
Toelichting bij het schetsontwerp:
"Als bewoners en gebruikers
van dit gebied zijn we automatisch betrokkenen bij het waterpeil
van de ons omringende zee.
In de discussie rond 'Global Warming' lijkt objectiviteit een
zinvolle benadering. Metingen spelen daarbij een doorslaggevende
rol.
De, overigens bekende, metingen zijn welhaast altijd alleen toegankelijk
voor een zeer geïnteresseerd publiek.
Voor een inzicht in hoe feitelijkheden tot stand komen is hieronder
enig, elders door anderen gepubliceerd, materiaal (in geringe
mate bewerkt om het wat kort te houden) aangehaald. Dit in de
hoop dat eventuele discussies op dit terrein zullen worden gevoerd
nadat geïnteresseerden door middel van
zoekwoorden die hierin staan in verder voerende artikelen hun
feitenmateriaal hebben geverifieerd."
Het A(msterdams)P(eil) is een 'nulniveau' dat in 1683 in opdracht
van burgemeester Hudde van Amsterdam vastgelegd.
Deze burgemeester liet in de sluizen in de
dijk van het IJ aan de zuidzijde acht flinke, marmeren stenen
inmetselen; de 'Stenen van Hudde' .
Hierin was een horizontale groef gehakt op 'zeedijkshoogte',
dat was: 9 voet en 5 duim (2.676 m) boven het stadspeil.
Dagelijkse metingen in het IJ bij de Haarlemmersluis van de eb-
en vloedhoogte tussen 1683 en 1684 lieten zien dat het stadspeil
van Amsterdam vrijwel samen viel met de gemiddelde zomervloedstand
(niet het gemiddeld zeeniveau) van het IJ. De gemiddelde vloed
op het IJ bleef maar 1,8 mm beneden het stadspeil. Het stadspeil
werd zo aangenomen als normpeil, het 'AP'; en was zeer waarschijnlijk
'de gemiddelde vloedhoogte op het IJ'.
De definitie van het AP is vanaf 1683: 9 voet en 5 duim beneden
het merk op de dijkpeilstenen van burgemeester Hudde.
De acht, nu is er nog maar één, dijkpeilstenen
lagen in één waterpas vlak. Zo was het AP gefixeerd.
Later, met name in de periode 1797 tot 1812 is het AP door waterpassing
overgebracht naar elders in het land en vastgelegd middels peilschalen
en merkstenen. Het Koninklijk Besluit van 1818 bepaalde dat het
Amsterdams Peil (AP) geldt als referentiehoogte voor héél
Nederland.
Peilmerken liggen niet op 0 m AP maar hebben een bekende hoogte
t.o.v. daarvan.
In de jaren 1875-1885 werd de eerste landelijke controle uitgevoerd
van de hoogten van de peilmerken. Bij die controle ging men uit
van de vijf nog aanwezige 'dijkpeilstenen van Hudde'. Een aantal
van de peilmerken bleek toen niet op de opgegeven hoogte t.o.v
AP te liggen (als gevolg van meetonnauwkeurigheden, fouten bij
oudere waterpassingen en verticale beweging van de peilmerken).
Er zijn nieuwe of ook verbeterde peilmerken aangebracht en de
terreinhoogten zijn opnieuw bepaald. De nieuwe peilmerken en
de nieuw bepaalde hoogten werden en worden, sinds de gegevensverwerking
van deze landelijke 'waterpassing' in 1891 tot 'normalisatie'
leidde, aangeduid met de letters NAP (Normaal Amsterdams Peil).
Correctie van NAP-hoogten m.i.v. januari 2005.
De Nederlandse bodem kent (geologisch gesproken) beweging. Die
beweging in de ondergrond, die we gewoonlijk 'bodembeweging'
noemen maakte een correctie nodig op de hoogteligging van de
vroeger aangebrachte ondergrondse peilmerken van het NAP. Die
correctie is verwerkt in de 'nieuwe NAP-publicatie'.
Dit is een lijst met de hoogten van de peilmerken van het NAP
t.o.v. het nulniveau van het NAP.
De nieuwe NAP-publicatie is van kracht sinds 13 december 2004.
De correctie varieert van ca. 25 mm in Westelijk-Nederland
tot ca. +20 mm in Twente.
Het beroemde referentiepunt van het NAP op de Dam in Amsterdam
heeft een 2 cm lagere hoogte gekregen dan de oude hoogte. Rijkswaterstaat
heeft een te downloaden brochure uitgebracht met informatie over
de noodzakelijk geworden correctie. In deze brochure wordt vermeld,
dat de berekening van de nieuwe hoogten zodanig plaatsvindt,
dat het nulniveau van het NAP zo goed mogelijk ongewijzigd blijft
ten opzichte van het niveau zoals dat rond 1926 bij de tweede
Nauwkeurigheidswaterpassing is vastgesteld. Het enige dat verandert
is de hoogte ten opzichte van NAP van de peilmerken in de NAP-publicatie.
De definitie van het nulniveau van het NAP wordt dus niet gewijzigd.
De correctie heeft wél als consequentie, dat hoogtegegevens
van ná 13 december 2004 niet meer direct vergelijkbaar
zijn met die van vóór die datum.
Punten op de Veluwe zijn bij de correctie als stabiel beschouwd.
De Veluwe ligt op de 'as van kanteling van Nederland'.
De punten op de Veluwe fungeren in feite als nieuwe referentielokaties
(met een nulniveau gelijk aan dat van de tweede Nauwkeurigheidswaterpassing
uit 1928) en zijn als uitgangspunt genomen voor de aanpassing
van de hoogten van de peilmerken in de nieuwe NAP-publicatie.
Op deze wijze is en wordt het nulniveau van de dijkpeilsteen
van Hudde uit 1683 in de Nieuwe Brugsluis (zoals bepaald in 1928)
aangehouden. Maar een referentie in absolute zin zijn de punten
op de Veluwe natuurlijk niet, en verder rijst de vraag, of de
dijkpeilsteen in de Nieuwe Brugsluis tussen 1683 en 1928 niet
is gezakt. Dat lijkt wel aannemelijk, gezien de geconstateerde
daling van West-Nederland. De daalsnelheid van 0,3 mm/jaar voor
Amsterdam en omgeving betekent een daling van 7,3 cm tussen 1683
en 1928, als we de huidige daalsnelheid mogen extrapoleren naar
die periode in het verleden. Het huidige nulniveau van het NAP
ligt dus naar alle waarschijnlijkheid, onbedoeld, lager dan het
nulniveau van het AP in de zeventiende eeuw. Dit is van belang
i.v.m. onze kennis van de snelheid van zeespiegelstijging in
historische tijd.
Voor betere en vollediger informatie zie:
Het NAP-niveau - de dijkpeilstenen van burgemeester
Hudde en de geschiedenis van het Normaal Amsterdams Peil,
door Frans J.P.M. Kwaad, fysisch geograaf

foto's Joseph J. Visser
Over Jacob Folkema
en de tijd waarin hij leefde.
Jacob Folkema werd op 18 augustus 1692 te
Dokkum geboren en werd op 3 februari 1767 in Amsterdam ter aarde
besteld. 
Hij wordt gerekend onder de belangrijke graveurs in de Nederlanden
van zijn tijd, die ook internationaal roem verwierf.
Hij werkte niet slechts als reproducerend graveur in opdracht,
maar ontwikkelde buitendien een zelfstandig oeuvre in verschillende
technieken. Na een grondige studie, die jong begon onder eerst
zijn vader - goudsmid Johannes Folkema - en werd afgerond bij
Bernard Picart in Amsterdam, beheerste hij diverse technieken
die hij ook vrijelijk door elkaar gebruikte. Naast een groot
tal van gravures zijn er ook etsen, waarbij in de schaduw partijen
gebruik werd gemaakt van de burijn, en tekeningen. Ook zijn er
twee mezzotint ('zwarte kunst') portretten bekend.
Als
zelfstandig drukker/uitgever, gevestigd in Dokkum, en als illustrator
van uitgaven van anderen (boekprojecten waaraan diverse kunstenaars
werkten die hij vrijwel altijd persoonlijk kende) liet hij honderden
portretten, topographische prenten, boekvoorplaten/frontispieces,
boekillustraties en vignettes na.
Zijn zuster Anna Folkema (1695 - 1768) was eveneens een internationaal
gewaardeerd kunstenaares. Van haar zijn een aantal miniaturen
bekend mede door de reproductie-etsen die Jacob er van maakte.
Zelf was ze eveneens graveur, ze werd alom bekend door haar 'Dresdener
reproducties' , een serie gravures naar meesterwerken uit de
collectie van het museum te Dresden.
In de eerste helft van de 18e eeuw reist Jacob
Folkema regelmatig tussen Friesland en Amsterdam heen en weer,
om daar met zijn collega's, Jacob van der Schley en Smon Fokke,
overleg te hebben over gezamelijke projecten. Dat zijn vaak internationale
boekprojecten waarbij de als kunstenaar/graveur en zelfstandig
drukker/uitgever vermaarde Bernard Picart (leermeester van all
drie) een sleutelrol lijkt te hebben.
Op de boot over de Zuiderzee maakt Jacob Folkema
kennis met schippersknecht Pieter Tanjé uit Bolsward en
neemt deze zeer talentvolle jonge man aan om hem eerst in de
tekenkunst en later in het plaatsnijden te onderwijzen.
De groep van vijf kunstenaars die zo ontstaat
heeft elk een zelfstandig atelier waar ze hun eigen prenten,
vaak reeksen met eigen specialistische onderwerpen uitgeven.
Het betreft stadsgezichten, landschappen, portretten en allegorische
voorstellingen met een vaak politieke betekenis. Ook werken ze
regelmatig samen aan illustraties bij boeken en reeksen prenten
die veelal uitgegeven worden bij Franse en Nederlandse uitgevers.
Onder hen is een oeuvre van vele honderden afzonderlijke gravures,
met als spreidingsgebied geheel noord west Europa, niet ongebruikelijk.
- Boekuitgaven in die tijd, waarin de vellen
per stuk met de hand werden geschept, iedere letter met de hand
gezet werd en elke streep, elk puntje met de burijn gegraveerd,
elke katern/pagina - per afdruk - met de hand geïnkt en
per afdrukvel apart in de pers werd gelegd en 'aangedrukt' na
een aantal voorbereidende handelingen; en iedere illustratie
per afdruk met de hand werd geïnkt, afgeslagen en apart,
los van de tekstbladen, in gevochte vellen gedrukt om (na droging
van nat vel en inkt) ingevoegd te worden in de tekstpagina's.
En dan moeten we nog gaan binden. Dat alles in onverwarmde werkplaatsen
waarin alleen gestopt werd als het duister viel of de vorst zodanig
was dat de inkt bevroor. Denk eens aan enorme ondernemingen als
de "Cérémonies et coutumes de tous les peuples
de la terre", een uitgave (van een groep anderen) die tot
stand kwam tussen 1723 en 1737, en bestond uit 11 volumes met
een slordige 255 gravures van B. Picart. Hij werkte in die tijd,
en ik wil zeggen 'uiteraard' ook aan andere dingen, eigen uitgaven
projekten met genoemden. "gravures van B. Picart" wil
in dit geval zeggen 'door Bernard Picart ontworpen en in tekening
zover gerealiseerd, dat daarnaar door hemzelf en door artisans
in een atelier onder zijn leiding de platen konden worden gestoken'
-
En dat in een tijd die politiek zeer turbulent
en voor burgers met een uitgesproken mening zeker ook gevaarlijk
is.
Graveur Bernard Picart werd in 1673 te Parijs geboren als zoon
van Etienne Picart en Angelique Tournant. Zijn vader en eerste
leermeester was graveur, drukker en prentverkoper. Hij verfijnt
zijn kunnen door te werken onder Benoit Audran, een begenadigd
prentsnijder uit een oud geslacht, die bij zijn vader werkt en
inwoont.
Hij is één van de eerste graveurs die toegelaten
werd tot de Franse Academie van Schilder- en Beeldhouwkunst waar
hij studeerde bij Sebastien Le Clerc. Daarna vervolmaakt hij
zijn kunnen bij La Fosse en De Piles en bestudeert het menselijk
lichaam onder de bekende anatoom Delitre.
Picart reist naar Antwerpen waar hij aan de
kunstacademie een prijs wint en gaat dan in de herfst van 1696
voor het eerst naar Amsterdam.
Hij is geen protestants vluchteling, maar een ondernemer van
katholieke huize, in 1702 getrouwd met Claudine Post eveneens
uit een katholieke drukkersfamilie. Roger de Piles, waarbij hij
dus studeerde, was peetvader van de eerste zoon.
Wanneer hij in 1708 zijn gehele familie verliest besluit hij
met zijn vader Frankrijk te verlaten.
Als vermeende Hugenoten werd hen in eerste instantie een paspoort
geweigert, maar zij kunnen zich in 1710 in Den Haag vestigen.
Pas later in Amsterdam gaat hij protestantse werken lezen die
hem doen overhellen naar het noordelijk protestantisme.
In 1710 richt Picart met anderen de vrijmetselaarsloge
'Les Chevaliers de la jubilation' op en is betrokken bij het
verspreiden van ernstig subversieve lectuur als "Les Trois
Imposteurs" waarin Mozes, Jezus en Mohammed worden voorgesteld
als bedriegers.
Ook met het boek "Ceremonies et coutumes religieuses de
tous les peuples du monde" - met illustraties van Picart
- had men een subversieve bedoeling, namelijk het ondergraven
van de gevestigde godsdiensten.
Als zodanig was het moeilijk voor Picart om de prenten met betrekking
tot de joodse religie te kunnen maken. Hij kon na vier jaar pas,
in het huis van de familie Da Costa aan de Nieuwe Herengracht,
afbeeldingen te maken van het paasfeest.
In 1711 vestigt Picart zich in Amsterdam als 'graveur, drukker
en prentverkoper'en hertrouwt met de, tot de Waalse kerk behorende,
protestantse Anne Vincent. Haar vader twijfelt aan Picarts 'oprechte'
bekering.

In Amsterdam werkt Picart onder andere aan
Pierre Bayle's "Dictionaire Historique et Critique"
en Fontenelles "Oeuvres Diverses".
Als Picart in mei 1733 overlijdt kan zijn
weduwe de zaak aan het Singel bij de Munt voortzetten; zijn werk
blijft van waarde voor verzamelaars.
Zij kon hier in 1734 de "Impostures Innocentes" de
oeuvrecatalogus van Picarts werk uitgeven, met een door haarzelf
geschreven korte biografie over het leven van Bernard Picart.
© tekst Joseph J Visser
Outhouse
Natural Building
Joseph
John V. Componist
INDEX
|