HOME
naar de kalender van het jaar:
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

GESCHUFFELDE KALENDER: 1997

TÖRICHTER KALENDER

CALENDAR BY A PRIZE FOOL

UN CALENDRIER RIDICULE

van Joop Visser © voor

drukkerij douma dokkum

Boccaccio’, een papieren monument.

Giovanni Boccaccio’s œuvre behoort zeker ook tot de bronnen waaruit ik denk, leef en werk. Verwantschap met vormgeving van de 1995 kalender is, om meerdere reden, niet toevallig.
Boccaccio's denken is getuigenis van, en is vormgevend aan, de overgang van vroeg-Christelijk-middeleeuws naar humanistisch denken. De verwantschap en vriendschap met Petrarca is zeker niet toevallig; gezamelijk zijn zij (natuurlijk 'mede'-) grondlegger van het besef dat ‘het noodlot’ het zal afleggen tegen ‘de persoonlijke verantwoordelijkheid’ – een gedachte waar Europa mee zal blijven worstelen tot in de huidige tijd.
De Nederlandse teksten, nieuwe vertalingen en/of bewerkingen uit het Italiaans zijn van mijn hand. De melodische aantekeningen zijn volstrekt primaire schetsen – een benadering die ik ook in de ‘Caccia’ (een uitgave die voorafging aan de kalenders) gebruikte. Zulke spontaniteit staat voor velen haaks op het uitgeven – het is mijn opvatting over het uitgever-/kunstenaarschap. Steeds vaker, gelouterd en gelauwerd in het internationaal drukkers en uitgevers gezelschap rond Typomania, KunstBuchBiennale Horn, MainzerMiniPressenMesse en Frankfurter Buchmesse gebruik ik de ogenschijnlijke tegenstelling van het totaal doordachte tegenover het volstrekt spontane. Zulks om de werkwijze, de procesmatige ontwikkelingen binnen een ‘opus’ afleesbaar te hebben en te houden.
Het is van belang de vluchtige gedachte, als basis, met de goedgekeurde schets vast te leggen; eindproducten gaan door omstandigheden vaak voorbij aan verborgen essenties.

1313 GIOVANNI BOCCACCIO 1375
vertalingen/bewerkingen en verzinsels van Joop Visser, DIE OOK DE MUZIEK VERZORGDE

De muzieknotities aan de voet van dit gevouwen monumentje is een weergave van korte ingevingen opgetekend in een van Joseph J. Visser's muziek-schetsboekjes

  OUDERDOM

Nu ik oud ben, jeugdige, vreugdvolle vriendinnen,
zeggen mij mijn zure zedenmeesters, dat ik te zeer tracht te behagen;
en erger nog, dat ik u al te veel plezier!
Ik geef dat toe;
maar moet ik niet uw schoonheid, opsmuk, adel roemen,
de milde zoetheid van uw kussen noemen
en verfijning vinden in hitse golven van uw gemoed, waarin
het jagend dier de schepping viert?
 LUST

Bejaard, ah! (groen steekt uit de bleke prei de kern omhoog!) zou men slechts muzen dienen?
Wist niet de grootste, Dante Aleghieri, kunst te vinden in een nog smalle vrouwenschoot?
Vreemd toch, die meelij met onverzadigbaar genieten op een leeftijd, waarvan 't getal gezet voor 'kilo goud',
mijn zedenmeesters zou doen verschieten.
Wat houdt hen bezig. Is't angst voor mijn stuk karig brood?
Ik wens dat, droog (om hen te scheren), echt niet hardhandig te hanteren;
maar meer nog, wens ik hen, verhaard, bejaard,
  een mooie dood!
  RIJPER OVERWEGING

Schoonheid bezingen is mijn enig doel,
en laat geen mens met mooie woorden mij beperken;
beperking is een grens, noodzakelijkerwijs niet op te merken;
ik ken dat nu en mijd het op gevoel



 

 

INSPIRATIE

ik laat natuurlijkheid de vrije teugel,
een ruime beugel waar mijn voet de steun in vindt,
waarzonder de ervaring die de Muzen dient,
niet rijpen kan,
en dus verdroogt,
de kunst verslijtend tot het bot
en, och,
zelfs dan …
het leven heeft nu eenmaal gangen,
die dan, wanneer onvoorbereid, een volgzaam mens,
getrouw aan reeds bestaande normen,
verrast wordt door de richting die het neemt,
die mens laat spatten uit te nauwe banden,
zichzelf verwoestend om als Phenix op te staan!

 

BOCCACCIO'S VERANTWOORDING

 Omgeven door hoge, scherpe bergruggen in mijn dierbare Toscane waande ik mij veilig, lieve vriendinnen, voor de tomeloze, vernietigende orkanen: de wilde wervelstormen van de afgunst ontwortelden bijna het eenvoudig Florentijnse proza, gegroeid uit het middenrif van de houwer van de rustica blokken. Maar ik wilde u blijven behagen, troosten zelfs.
Moest ik mij, beter dan dat, voegen bij de holle, hoge Muzen op de pieken van Parnassos?, me laten volblazen met de knetterende winden van de kwalijk riekende roem. Terwijl ik de zachte zoele bries ken van de olijfgroene dalen? Ach, hoe dan ook, van wind alleen kan ik niet leven.
En zo: niet in de grootse voltooiïng, maar in de onvoltooidheid van het afgerond fragment zal mijn samengebalde tegenaanval kracht en vorm vinden.

 

 

 

HET VERHAAL VAN VADER EN ZOON BALDUCCI

 Filoppo Balducci, van afkomst eenvoudig, maar slim genoeg om rijk te worden, woonde alweer lang geleden, bewust van stand en klasse, in onze stad.
Zijn vrouw beminde hem vurig, misschien wel vòòr alles ingenomen met zijn open oog voor het schone en zijn weinig begrensde vermogen daarvan te genieten: zij was mooi en zich daarvan terdege bewust.
Kòn zij zo anders dan de weg des vlezes gaan? Niet, uiteraard als gevolg van al die liefde, zonder Filippe een fraaie zoon geschonken te hebben.
Nu, na haar smartelijke dood, verlaten en beroofd, kon Balducci geen deel meer hebben aan de wereld.
In een kleine lkluis, op de toppen van de Asinajo, richtte hij zich verder op de heerlijkheid van het eeuwig leven, slechts aalmoezen nemend voor zijn kind.
Ver van het vergankelijke Florence groeide de jongen op; onbekend met leven, dat toch eerst na leven te hebben gebracht de domeinen van de eeuwigheid kan betreden.
Zo is de zoon al achttien jaren oud weanneer hij de noodzakelijke voorraden, zowel als de vitaliteit van de vader, ziet afnemen.
Dit groeiend bewustzijn omtrent lichamelijke noden verontrust de vader en verleidt hem ertoe de zoon te testen op zijn toeweiding tot het oneindige. De zoon, onbekend met het andere, bevredigt de vader volkomen en een bevoorradings-reis naar het goddelijke Florence wordt begonnen.
Geen moment overweegt de vader zelfs maar dat zijn vragen het zaad voor nieuwsgierigheid hebben geplengd op braakliggende akker.
De afdaling in het dal van de Florentijnse Arno is, zo we nog nu kunnen vaststellen, een haast onaardse gebeurtenis. Eerder nog dan een afdaling ervaart de reiziger een langzame opname in hogere waarden: de lichtverzadigde, zachtglanzende marmers verlichten de stedelijke gebeurtenissen als waren zij transparante eieren op het punt hun wonderlijke inhoud uit te storten als een hoorn des overvloeds. Temidden daarvan is het niet verwonderlijk dat vader (geschokt) en zoon (getroffen) stuiten op een groepje schone jonge dames, gracieus gekleed en gesierd als de Sancta Maria dei Fiori.
Balducci gebiedt de zoon de ogen neer te slaan bij dit, naar zijn zeggen "slechte" schouwspel. De zoon is echter verward door deze eerste confrontatie met zaken die een tegenspraak zouden behelsen tussen het innerlijke en het uiterlijke, en wil tenminste weten wat hun naam is.
"Men noemt het wel ganzen" refereert de vader aan begrippen uit zijn dagelijks leven, "en ze kunnen niet veel geluk brengen.", zegt hij, slechts de gevoelens van het huidige moment toelatend.
Maar de jongen, overtuigd van de zegeningen behorend bij de komst van het Christuskind, dat toch ook voorbode was van vele smarten, wenst toch zo'n wonderschone gans tot zich te nemen; zoals hij deed met de wijsheden en zegeningen van het 'Eeuwige Verhaal'.

HOME
naar de kalender van het jaar:
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014